Huidopbouw

Ieder mens is bij wijze van spreken "ingepakt" in zijn huid. De huid is een soort omhulsel, en daardoor van levensbelang met al haar verschillende functies. Het is het grootste menselijke orgaan, met een oppervlak van ±2 vierkante meter en ongeveer 1/6 van het totale lichaamsgewicht.

Om alle noodzakelijke functies te kunnen vervullen, is de huid, zoals een ui, in meerdere lagen verdeeld. In elke laag bevinden sich typerende celstructuren, die specificieke toepassingen hebben.

Von buiten naar binnen bestaat de huid (Lat: ‘cutis’ ) uit:

  1. De opperhuid (epidermis)
  2. De lederhuid (dermis)
  3. De onderhuid (subcutis)

1. De epidermis

Die Epidermis ist die oberste Hautschicht und setzt sich wiederum aus fünf unterschiedlichen Schichten zusammen:

  • Hoornlaag (stratum corneum)
  • Heldere laag (stratum lucidum)
  • Korrellaag (stratum granulosum)
  • Stekelcellige laag (stratum spinosum)
  • Basale cellaag (stratum bassale)

De hoornlaag, heldere laag en korrellaag bestaan uit verhoornde, afgestorven cellen. In de korrellaag wordt een voorloper van de hoornsubstantie keratine geproduceerd, een substantie die zich in de bovenliggende heldere laag als vetachtige substantie uitbreidt. Vanuit die laag schuiven de verhoornde cellen door naar het huidoppervlak, waar ze voortdurend worden afgestoten. Men zou kunnen zeggen dat de mens ongeveer om de 27 dagen van huid veranderd. De stekelcellige laag en de basale laag van de opperhuid bestaan daarentegen uit levende cellen. Deze zorgen ervoor dat de drie bovenste huidlagen altijd van nieuwe cellen worden voorzien, waar de cellen dan weer afgestoten worden. In de basale cellaag worden bij huidwonden nieuwe cellen gevormd zodat de wond heelt.

2. De lederhuid

De lederhuid is elastisch en bevat een groot aandeel los verwoven bindweefsel. Ook de lederhuid bestaat uit verschillende lagen:

  • Papillaire laag (stratum papillare)
  • Netvormige laag (stratum reticulare)

De papillen op de papillaire laag zijn vast met de bovenliggende basale laag van de opperhuid verbonden. Kleine bloedvaten, die de epidermis van voedingsstoffen voorzien bevinden zich in deze laag. Ook de lymfevaten beginnen hier. Daarnaast bevinden de receptoren voor de waarneming van temperatuur in de papillaire laag. Ook zijn er vele andere bloed- en andere cellen te vinden. Tussen de cellen ligt het zogenoemde intersitium (extra-cellulaire ruimte). Dit is niets anders dan een vrije ruimte die met een geleiachtige vloeistof gevuld is. De cellen kunnen zich vrij in deze ruimte bewegen. Dat is van groot belang, want een groot deel van deze cellen zijn bestanddeel van het afweersysteem. Deze cellen kunnen bijvoorbeeld bij wondheling en tegen ontstekingen ingrijpen.

In de netvormige laag is een veel kleiner aantal vrije cellen opgehoopt. Deze laag bevat een dicht net van collageenvaten, die parallel aan de opervlakte verlopen. Dit net bestaat uit elastisch bindweefsel. Gezamenlijk bepaalt deze constructie de vastheid en elasticiteit van de huid. Daarbij richten zich bindweefsel en collageenweefsel op verschillende wijze in bepaalde richtingen. Hiernaast bevat de lederhuid nog haarvaten, zweet-, geur- en talkklieren

3. De onderhuid

De onderhuid bestaat uit los bindweefsel waarin kleine vetopslagen liggen. Uitlopers van de vaste vaten uit de lederhuid lopen door het bindweefsel en verbinden de huid met het onderliggende weefsel. Afhankelijk van de kracht van deze binding, kan de huid op haar onderlaag verschuiven (b.v. op de handrug) of juist niet (bijvoorbeeld onder de voetzool).

De algemene lichaamsfascie (Lat: ‘fascia’ – bijzonder bindweefsel) sluit zich aan de huidlagen aan. Deze bestaat uit zeer stevige collageenvaten. Afhankelijk van de plaats op het lichaam volgen dan spierweefsel, botten, kraakbeen of vet.

 

terug naar de beginpagina